De box van de Luwte, nummer 10 op de steiger van Marken, heeft natuurlijk vóór onze aankomst op Marken dienst gedaan als ligplaats voor voorgaande zeilschepen. De haven van Marken werd geopend in 1975 en dat was ver, ver voordat zowel ik als de Luwte (beiden uit ’96) het daglicht zagen.
Een volledige geschiedenis van onze ligplaats moet ik helaas bewaren voor een later moment, maar wat ik wel weet is, dat deze voor onze komst dienst heeft gedaan aan een bijzonder schip: De Anna P. De bemanning Jan en Corrie pasten eigenlijk niet in de 3.55m brede box met hun 3.70m brede schip, maar met een beetje ‘duwen’ en de motor goed in zijn werk persten zij zich altijd wel naar binnen. Na een vertrekkende buurman kon de Anna P. een plekje (nummer 9) opschuiven en ontstond er ruimte voor de 3.50m brede Luwte.
Zoals je kunt voorstellen is 3.50m op een box van 3.55m nog altijd vrij krap. Bij rustig weer en goed insturen, met de stootbillen aan dek lukt het altijd om de krappe draai precies te maken en zonder de palen te kussen het schip op zijn plek te krijgen. Staat er echter een beetje wind – meestal zuid / zuid-west en dus dwars op het schip – dan wordt dat direct een stuk ingewikkelder. Bij het invaren met meer wind vervult Jen dan ook een sleutelrol. Het is aan mij om zonder twijfel in één keer naar binnen te varen en aan de hoge kant van het schip (de kant waar de wind op blaast) de achterlijn om de paal te krijgen, opdat we met de motor in de vooruit ons in een stabiele positie kunnen houden. Dat gaat wel eens perfect, maar meestal is het Jen die op het voordek de belangrijke handelingen verricht. Zodra de vastgeknoopte stootbillen aan de lage kant voorbij de palen zijn, wipt ze die over de reling, snelt naar de hoge kant om hetzelfde te doen, snelt (afhankelijk van het succes van de manoeuvre) weer terug naar de lage kant om daar de boot van de buren af te houden en moet vervolgens als een volleerde acrobaat mét de juiste lijn op het anker stappen, de kant op en met de lijn het schip in positie houden. Intussen kan ik enkel vertrouwen dat Jenny haar stappen doorloopt naar beste kunnen, zonder haar vingers ergens tussen te krijgen, terwijl ik achter het roer sta met een lijntje in mijn handen, gashendel aan de voet en roer tussen mijn benen, om haar daar voren een zo veilig en rustig mogelijk speelveld te geven. We zijn goed op elkaar ingespeeld intussen en hoewel het altijd even spannend blijft, gaat het wel ook altijd goed.
Terwijl wij onze lijnen vastknopen, haren wild door de wind en andere prioriteiten, begint het gesprek vanaf nummer 9 al. Meestal is het Jen, die op het voordek staat die als eerste wordt aangesproken. De Anna P. ligt namelijk ‘met de kont’ naar de steiger. Alhoewel de gesprekken vaak een vergelijkbare aard hebben, raken wij nooit verveeld of uitgesproken. Over wat we op dit moment aan het doen zijn, hoe het gaat, het weer, het seizoen, de drukte – of juist het wegblijven van betalende passanten -, reisplannen en verhalen uit het verleden. Voor je het weet sta je alweer een kwartier, of een half uur, met elkaar te praten en kom je er achter dat de motor nog aan staat, we dat lijntje eigenlijk nog niet goed vast hebben liggen en we ook nog het een en ander moeten opruimen.
Met hun leeftijd en de bijkomende wijsheid zijn ze voor ons altijd een grote inspiratiebron geweest en zullen dat altijd blijven. Box 10 huisvest met de Luwte de jongste schipper van de haven, met aan bakboordzijde de Anna P. in box 9, geschipperd door de oudste schipper van de haven. Het is een schitterend gezicht om Jan en Corrie de steiger op te zien komen lopen. Jan sinds een paar jaar met wandelstokken om de stabiliteit te waarborgen. Echter, zodra ze bij het schip aankomen verandert alles. De stokken worden aan de kant gezet en met speels gemak en de soepelheid van iemand die niet veel ouder is dan ikzelf klimmen ze aan boord. Het is een zelfde overtuiging en souplesse die ik nog uit het roeien bij Willem III ken. Zelfs de aller-oudsten, die met stokken of rollator aan komen lopen, stappen vervolgens in een boot en roeien weg alsof er niets aan de hand is. Het water verjongt blijkbaar.
Zit daar een grens aan? Het is een vraag die ik mijzelf wel eens stel, maar waar ik eigenlijk geen antwoord op heb. Kun je zeggen dat ergens een grens aan zit als je ruim de 90 gepasseerd bent en toch nog zeilend het Markermeer over gaat?
Voor de bemanning van de Anna P. kwam dit jaar het zware besluit om het schip toch te verkopen en vaste grond onder hun voeten te houden. Niet omdat het zeilen niet meer gaat, maar omdat het onderhoud steeds ingewikkelder wordt, een schip dat toch veel stilligt wél achteruit gaat en een nieuwe schipper meer er meer plezier uit zal beleven. Ik blijf dus met mijn vraag zitten en daar put ik veel hoop voor de toekomst uit. We gaan onze fijne buren ontzettend missen en zullen in hun naam nog vaak het glas heffen als voorbeeld voor hoe dus wél kan. Uit de haven, maar niet uit het hart.
Gekscherend zullen wij vorm geven aan het vertrek van de buren, door het standpunt in te nemen dat het zonder de Anna P. niets aan meer is op Marken en wij dus ook maar hebben besloten om te vertrekken. Een iets andere route wellicht, maar een vertrek niettemin. Wij hopen maar dat we niet een al te groot gat slaan in het middenblok van de steiger en dat wij bij terugkomst een fijne nieuwe buur hebben.
In de tussentijd komen onze voorbereidingen wat langzaam op gang. Door de week ben ik druk met werk en mijn lieftallige collega Jenny heeft daarnaast ook nog een voltijdstudie om af te ronden. De weekenden moeten we het dus van hebben, maar daarin vallen ook verjaardagen, boodschappen en andere alledaagse zaken. Het zorgt ervoor dat ‘de reis’ nog ver weg voelt, terwijl de tijd sneller lijkt te gaan. Zaken als een plan voor een laatste werfbeurt, zeebrief, communicatie licenties, kaarten, verzekeringen et cetera staan op een lijstje, maar hebben nog niet echt handen en voeten.
Vanavond vieren we (een maand na dato) de verjaardag van Jen. Morgen gaan we met een vermoedelijk zwaar hoofd proberen dat administratieve gat wat te dichten.