#30 Hoog bezoek, hoog tempo

March 15, 2025

We hobbelen het parkeerterrein van het kleine vliegveld op, krijgen een kaartje uit de automaat en lopen door de licht verkoelende regen naar de terminal. Als een soort erehaag staan enkele honderden mensen in een lange gang langs de zijkant om in het midden een breed pad te vormen. Er staan nergens bordjes of afzettingen, maar enkele tientallen meters verderop stopt de haag aan mensen abrupt. We lopen naar de betaalautomaat voor het parkeerterrein en worden bijna direct te hulp geschoten als we wat vertwijfeld proberen te ontrafelen hoe we moeten betalen. Als ik een biljet van 20 SRD wil invoeren wordt mijn arm teruggetrokken en wordt mij verzekerd dat je gepast moet betalen, want de machine is zo ingesteld dat hij nooit wisselgeld zal geven. Gelukkig hebben we ook nog een biljet van 10 SRD en zullen we dus nooit weten of de corrupte machine echt zo corrupt is als de Surinamers denken.

Als een van de eersten komen ze de hal ingelopen. Waarschijnlijk omdat ze tevens een van de enigen zijn die geen ruimbagage hebben én geen handicap. Aangezien mensen met handicap een eigen voorrangsrij hebben, blijken veel mensen bij aankomst kwaaltjes te hebben. Zo veel, dat de voorrangsrij een stuk langer is dan de rij van ‘gewone’ passagiers.

We knuffelen elkaar euforisch en lopen meteen bijkletsend naar de auto. Olivier weet direct op te merken dat het hier helemaal niet zo heet is als waar hij bang voor was. De koffers gaan achterin en we hobbelen het vliegveld weer af. De slappe vering en schijnbaar ontbrekende schokbrekers zijn met z’n vijven in de auto een stuk merkbaarder. Bij elke drempel raken we de eindstops en we leren onszelf dan ook al snel aan om met z’n allen de soms bijna onzichtbare verkeersdrempels te spotten om zo onze nekken en ruggen een beetje te sparen.

Het voelt bijna alsof we zelf opnieuw zijn aangekomen en we kunnen door de ogen van mijn familie nogmaals verwonderd om ons heen kijken terwijl we door de jungle richting Domburg kleine hutjes, winkeltjes en scooters passeren. De weg terug begint met een stuk verlaten vierbaans snelweg die ogenschijnlijk random ergens in het bos is aangelegd door China. Waarschijnlijk als resultaat van een economische deal waar China en een paar individuen erg rijk mee zijn geworden. Daarna gaat de weg terug naar twee banen die in een eerdere deal door China zijn geasfalteerd. Dit tweede stuk geeft een kleine blik in de toekomst: Diepe sporen zijn in het hete asfalt gevormd door de overbeladen vrachtwagens en het ontbreken van fundament. Auto’s rijden op hoge snelheid tegen de richting in om de beste weghelft te benutten en personenauto’s schrapen met hun bodemplaat over het zwarte wegdek.

We rijden Domburg in en zelfs bij Olivier, die destijds zeven was, is er enige herkenning zichtbaar als we Cheng voorbij rijden. En Luwte ligt als een soort wonder op de rivier hier aan de andere kant van de oceaan.

Het huis waar de familie slaapt is twee minuten rijden verderop en groot en Surinaams. In de tuin staat een grote mangoboom die vol hangt met vruchten. Het grind is netjes aangeharkt voor onze komst en het stalen hek wordt afgesloten met een hangslot waar een petfles op z’n kop overheen is gehangen, waarschijnlijk zodat het slotje niet nat wordt. Vroeger waren de slaapkamers en het woonvertrek boven. Beneden de keuken, washok en een grote betonplaat die diende als primair woonvertrek. Inmiddels is de betonplaat dichtgemaakt en voorzien van airconditioning.

Vroeg op de avond hobbelen Jen en ik samen op de brommer weer terug naar de River Breeze, waar onze bijboot aan de steiger ligt. De jetlag, “lange” reis en het glaasje Borgoe na het diner zijn een goede slaapverwekker en ons Nederlands gezelschap kiest er verstandig genoeg snel voor dat de dag van morgen meer te bieden heeft. Wij landen we na een lange dag weer op de boot. De rivier is stil en rustig en we vallen snel in slaap.

Huisje, boompje…
…bootje!

Op stap(pen) in Suriname

Om een uur of negen staan ze ons op de kade op te wachten. Cheng heeft nog altijd de nostalgische verse melk in een zakje voor in de cappuchino, samen met de witte kleffe puntjes waar zo’n beetje de hele bevolking van Suriname op draait. Ik pik ze op met de bijboot en in de schaduw van de zonnetent die papa nog vlak voor ons vertrek op maat maakte drinken we een kopje koffie en een glaasje kolastroop. Nadat Luwte door de nodige inspecties is gekomen en onze dorst gelest is, stappen we met z’n vijven in ons kleine bijbootje en besluiten we dat we naar Laarwijk schuin aan de overkant van de rivier kunnen tuffen. In de praktijk is de stroming tegen toch sterker dan verwacht, de rivier breed en Laarwijk iets verder dan we voor ogen hadden. Mama hoost met een drinkfles af en toe wat liters water bij onze voeten vandaan omdat we zo diep liggen en pa en Jen, die voorop zitten, hebben een natte broek als we de kreek van Laarwijk op varen.

Een visser komt achter ons aan binnenvaren met twee enorme riviermonsters in zijn boot en Jen besluit dat ze naast de piranha’s nu nog meer reden heeft om hier niet te gaan zwemmen. De vissen worden zo lang mogelijk levend gehouden als “natuurlijke koelkast”. Pas als ze doodgaan begint het bederven namelijk.

Wij klauteren de kant op en wandelen de oude plantage over. Er is hier nog goed te zien hoe de Nederlanders het water en de agricultuur in bedwang probeerden te houden. Met strakke rechte sloten, sluizen, djiken en rechte akkers heeft het veel weg van een Nederlandse polder. Een paar keer per week worden hier toeristentours naartoe georganiseerd en schijnt er een restaurantje, een winkeltje en een rondleiding te zijn. Nu is het dorp verlaten en in rust. Er woont een handvol mensen en een deel van de oude plantage wordt nog altijd ontgonnen door de bewoners. Op onze slippers glibberen we over de kleipaadjes en lopen langs een huis waar een aapje over het terrein rondscharrelt.

Het winkeltje is open, maar als we vragen of we een glaasje kolastroop kunnen krijgen, krijgen we als antwoord dat ze alleen een hele fles kan geven. We slaan het aanbod af en stappen maar weer in de bijboot terug naar de bewoonde wereld. Het is een vreemd soort sensatie die we in Suriname wel eens vaker meemaken. De mensen zijn uitermate vriendelijk, maar het is richting toerisme een beetje een gek ontwikkeld land. Je zit óf in de toerismesector en probeert een toerist te binden en overal naartoe te brengen, óf je zit er niet in en dan boeit het je helemaal niet. Ik kan het ze ook niet helemaal kwalijk nemen en kan ik er wel in komen. Uiteindelijk wandelen wij natuurlijk ook gewoon praktisch een achtertuin in.

Laarwijk
Korjaal gestrand in de bosjes

Die avond hebben we meer energie over. Jen en mama duiken de keuken in en maken in de aluminium wokken kousenband en kerrie-eitjes, en we hebben nog heel veel bami van gisteren over die we weer oppiepen. De koelkast is goed gevuld met djogo’s en uit de vriezer komt de borgoe nog tevoorschijn. Jen en ik besluiten dat het beter en gezelliger is als we gewoon daar blijven slapen en dankbaar gebruik maken van de airconditioning in de slaapkamer en zo wordt het al snel een late avond…

De volgende dag is wat traag en wordt grotendeels gevuld met het organiseren van onze grote trip naar Brownsberg. Elk autoverhuurbedrijf dat ik opbel hangt snel op als ik begin over de Brownsberg of “de rode weg”. De weg naar de Brownsberg is namelijk deels een bauxietweg en daar zijn de Surinamers erg huiverig voor.

Terwijl ik rondbel op zoek naar een stevige 4×4, probeert mama contact te krijgen met Stinasu – Stichting Natuurbehoud Suriname – die het beheer heeft over de accommodaties op de berg. Ook dat is een heel ingewikkelde missie, met veel doorverwijzingen, telefoons die niet worden opgenomen, of telefoonnummers die faxnummers blijken te zijn. Uiteindelijk krijgt ze een dame aan de lijn die zegt dat het in orde is en dat de accommodatie vrij is. Op een website voor tours heb ik intussen gevonden dat de touroperators niet meer in de accommodaties verblijven omdat ze zeer vervallen zijn.

We krijgen het nummer van de beheerder bovenaan de berg die tevens het restaurant zou runnen. Ook hem bereiken blijkt lastig, maar aan het eind van de middag worden we teruggebeld. Als mama vraagt of we morgen een hapje kunnen komen eten is het even stil en komt er daarna een stotterende, bijna paniekerige ‘n-n-nee nee, nee, nee’. Daarna wordt de lijn opgehangen en weten we niet zo goed wat we moeten verwachten. Inmiddels hebben we namelijk wel een joekel van een 4×4 kunnen huren van een bedrijf dat speciaal auto’s verhuurt voor offroaden in Suriname. Ik ben in mijn belrondje al zo’n tien waarschuwingen voor het gevaar van de Brownsberg verder, maar met deze wagen moet het wel goedkomen.

Santigron

Tussen het bellen en regelen door besluiten we dat we niet de hele dag “niets” kunnen doen en dat we onderweg naar de autoverhuur nog wel “even” langs Santigron kunnen, een Marrondorp langs de Saramacca rivier. Hup de auto weer in en drempels spotten. Het is een eindje rijden en naar wat we er van hebben begrepen wordt ook hier aangeraden om een gids in de arm te nemen als je het dorp wil bezoeken. Het zit alleen niet echt in onze familie, een gids in de arm nemen. Als er een weg naartoe gaat kun je er ook zelf naartoe rijden en ontdekken wat er is. Bovendien kom je dan niet in een opgezette poppenkast terecht.

Waar we wel in terechtkomen is een dorp dat inderdaad niet echt op ons zit te wachten. Het is druk in het dorpshuis en wij wandelen om ook niet teveel te storen maar door over een modderig pad richting de rivier. Altijd eerst het water bekijken voordat je ergens verder gaat is ook zo’n terugkerend trekje… Jen loopt achteraan en wordt tegengehouden door een man die ons vanuit het dorpshuis is gevolgd. Wij lopen rustig door en ik bedenk dat dit een mooie oefening is voor de antropologe die zich in haar schuilhoudt.

Achteraf blijkt het gesprek wat stroever dan we dachten. Als we teruglopen brengt Jen over dat we ons echt even hadden moeten melden en dat zij natuurlijk niet de pater familia kon uithangen. Papa moet naar voren komen bij de kapitein. De kapitein neemt ons apart naar een andere plek waar de hoofdkapitein zit en wij moeten op het strafbankje gaan zitten om een reprimande aan te horen. We ondergaan ons lot en erkennen onze fout, doen een bijdrage in de dorpskas en dan worden we alsnog hartelijk verwelkomd in het dorp.

Het gesprek dat volgt na de kapitein is met een bigiman. De bigiman is, zoals de naam letterlijk suggereert, een groots en belangrijk persoon in het dorp. Zijn door staar verkleurde ogen zijn helblauw en lijken recht je ziel in te kijken. In tegenstelling tot de meeste bewoners heeft hij keurig gestreken kleding en opgepoetste schoenen. Hij stelt zich voor als Meneer van Wou. Hij weet ons te vertellen dat het traditie in het dorp is om, als er op de dag van je bevalling een bezoeker in het dorp is, je kind te vernoemen naar die gast. In zijn geval was het dus Meneer van Wou senior die het dorp bezocht op zijn geboortedag en in zekere zin dus naamgever was van deze bigiman. Hij vertelt ons over zijn bezoek aan Amsterdam en zijn wandeling over de van Woustraat in de jaren tachtig, waarmee hij voor ons de rest van ons leven onze fietstochtjes en wandelingen over de van Wou zal tekenen.

Marrondorp Santigron
Volgens de kapitein konden we niet vertrekken zonder foto

Op weg naar de Brownsberg

We halen ’s avonds voor twee avonden eten bij Rita, die ons ook zenuwachtig toelacht als ze hoort dat we zelf de berg op gaan rijden. Maar ze stopt wat extra bami en nasi in de bakjes en wenst ons wel een goede rit omhoog.

’S Ochtends gaan Jen en ik naar de boot om ons volledige survivalpakket aan spullen mee te nemen. We pakken onze gasfles, gasbarbeque, hangmat, koelbox, kussens, deken, lakens en extra water mee en laden dan de auto vol aan de waterkant van Domburg. Achterin ligt het eten, de koude djogo’s en nog meer lakens, kussens en snacks. Zelfs als we halverwege de weg in de auto moeten slapen zullen we niet verhongeren en een lekker avondje kunnen barbecueën.  

We scheuren over de Martin Luther King weg richting het Brokopondomeer. De auto voelt een beetje gek aan op een asfaltweg. Het onderstel is niet stijf en heeft duidelijk in allerlei richtingen ruimte om de vier wielen maximale grip te geven op zanderige en hobbelige wegen, maar hier op het asfalt, dat niet meegeeft, voelt dat een beetje vreemd.

We missen de afslag en komen daar pas achter als we bijna bij het Brokopondomeer zijn, maar aan de andere kant. Op de kaart zie ik een weg die doorsteekt vanaf waar we zijn naar waar we naartoe moeten en we besluiten die weg op goed geluk in te slaan. Desnoods met wat meer avontuur. We rijden voorbij een hutje aan het begin van de weg en als we al bijna uit zicht zijn zien we iemand naar buiten lopen en zwaaien, maar papa is bezig met de weg voor ons en rijdt stoïcijns door. Het is een zandweg, maar hij is goed onderhouden en we vliegen over de route de goede kant op. Met de drone vlieg ik achter de auto aan en maak nog een paar spectaculaire beelden die ons doen denken aan de filmpjes die we altijd probeerden te scoren voor ons videowerk bij UGURU.

Na zo’n half uur rijden komen we bij een groot hek. We zijn bijna bij de kruising van de weg, maar hier kunnen we niet verder. De scooter die ons eerder inhaalde schijnt er onderdoor geglipt te zijn door een diepe plas. We zien de bandensporen, maar zowel Olivier als ik moet concluderen dat het eigenlijk onmogelijk is dat hij daar zonder kleerscheuren doorheen is gekomen. Na even morren aan het hek wordt ons duidelijk dat dit het eind van de weg is. Dit gaat hem niet worden en we moeten omdraaien.

We zijn nog geen minuut terug aan het rijden als er in de verte een gele pick-up komt aanscheuren met sirenes aan. Hij gaat dwars op de weg staan en er stappen twee streng kijkende securityguards uit. We krijgen een standje en moeten even door het stof. Een van de twee bewakers lijkt het al snel erg grappig te vinden en stapt wat naar achter om zijn lach in bedwang te houden. Het blijkt een privaat terrein te zijn en we hebben veel regels overtreden. Of, om in de woorden van de bewaker te blijven: “Meneer, u zult gaan merken, u bent in Suriname en in Suriname zijn overal regels! En regels dient u te volgen!”.

Regels overtreden bij het Brokopondomeer

We keren terug naar de weg en rijden niet veel later het dorp “Brownsweg” binnen. Het dorp is ontstaan door de aanleg van het Brokopondomeer, waar – in onze ogen – een politiek fout spelletje om is gespeeld. De regering destijds heeft van het een op het andere moment de aangebouwde dam die stroomvoorziening voor de bauxietwinning moest regelen dichtgezet en heeft daarmee alle marrondorpen in een groot gebied achter de dam onder water gezet. Brownsweg ontstond dus door de vlucht van de verschillende groepen. De straatnamen die je er tegenkomt zijn vernoemd naar de namen van de dorpen destijds en de mensen die er wonen zijn totaal ontheemd.

Aan het begin van het dorp worden we aangehouden door een groepje hosselaars. Met brede glimlach wordt ons verteld dat een goede vriend van hun is overleden en dat ze geld inzamelen voor de begrafenis. Hij was een groot voetballer van het dorp en was zelfs fan van Real Madrid! We kopen het gesprek af met een kleinigheid en rijden verder het dorp in, waar we bij de Chinese supermarkt nog een pan, wat extra eten en djogo’s kopen.

En dan begint de weg van de Brownsberg omhoog. We verlaten het dorp en rijden het bos in. Een paar diepe plassen en blubberige kuilen geven een voorproefje van wat we kunnen verwachten, maar we kunnen de vierwielaandrijving nog even goed testen en de auto geeft alle vermogen en vertrouwen die we nodig hebben.

Niet veel later blijkt dat we deze extra gepimpte Toyota Prado wel nodig hebben. Het is nat geweest de afgelopen dagen en de wegen zijn glibberige modderpaden omhoog. Diepe greppels aan de zijkanten, maar ook het midden van de weg lijken meer op uitgeslepen rivieren dan bandensporen. De truc bij het omhoog rijden is om snelheid te houden, maar af en toe glibberen we wat zijwaarts een gat in waarna de auto weer omhoogvliegt. Gelukkig heeft de cabine de nodige handvatten en heeft papa een goed gevoel voor driften en scheuren. Elke keer als we het gevoel hebben dat we boven zijn, komt er toch weer een top achter de top tevoorschijn en wordt de weg slechter, maar op een gegeven moment zien we de bordjes van de wandelpaden en draaien we de hoek om het terrein van Stinasu op. We zijn boven. 

Een man in korte broek en een gekleurde lap stof om zijn bovenlijf komt na een tijdje aangelopen bij het vervallen hutje met een bemost bordje receptie. Het restaurant, waar we zeventien jaar geleden met opa Hans nog hebben gegeten is vervallen en het dak is ingestort. De vleermuizen huisvesten zich daar nu.

Het lijkt niet helemaal goed doorgekomen te zijn dat we ook daadwerkelijk willen blijven slapen, maar de accommodatie is niet in gebruik en de beheerder belooft ons wat lakens en slaapspullen te brengen. Dat wij wilden blijven eten was inderdaad een onmogelijkheid. Ik vermoed achteraf dat die die vraag al een aantal jaren niet heeft gekregen…

Het is vervallen, een tikkeltje vies en vermoedelijk sinds de eerste keer dat mijn ouders in 1992 hier kwamen niet meer onder handen genomen. Maar er is een koelkast, er is een wasbak met stromend water en een gasfornuis zonder gasfles. En het is een van de mooiste plekken op aarde om een huis neer te zetten. We laden de auto uit, vullen de koelkast en gaan dan op expeditie naar de Irenevallen. Het is maar een klein stukje terug op de weg, maar we besluiten de auto te pakken en zijn onszelf meteen dankbaar. Er is vandaag één groep geneeskundestudenten die met hun poncho’s over hun hoofd getrokken en nog wat bleekjes van de rit naar boven achter hun grote Surinaamse gids aan lopen. We hobbelen ze voorbij en pakken een flinke voorsprong op de weg naar het wandelpad, daar zullen zij nog wel een half uurtje zoet mee zijn.

Het pad naar de vallen is een echt junglepad en Jen en ik kunnen even goed ervaren dat ons cruisertempo wat lager ligt dan het Nederlandse tempo. Papa op zijn bootschoenen en mama op haar gympen sprinten zo’n beetje bij ons vandaan naar beneden. Jen en ik sluiten de gelederen op ons eigen tempo en komen uiteindelijk een minuut of vijf later onderaan het dal aan. Het was een steile en glibberige wandeling, maar het was de moeite zeker waard. De grote Ireneval torent boven ons uit terwijl we het laatste stuk over een omgevallen boom worstelen. In onze badkleding klimmen we de waterval in en douchen we het zweet van ons af onder de koelte van de val. Olivier en ik beginnen na een paar foto’s meteen aan het belangrijkste: Een dam om het verloop van de rivier te veranderen. Het is een genetische afwijking die veel Nederlanders schijnen te hebben, maar als we niet veel later het water hebben verslagen en hebben omgeleid naar een nieuwe stroom kunnen we inpakken en terugwandelen. We zijn nog niet vertrokken van de waterval of de naam regenwoud begint haar naam eer aan te doen. Wat begint met een paar druppels is binnen een minuut een zware regenbui en langs het pad waarlangs we net omlaag klommen komen de eerste stroompjes al op gang. We zijn binnen de kortste keren doorweekt en genieten van de verkoeling op de pittige tocht terug omhoog.

Als we bijna boven zijn horen we de motor van de auto aangaan en als we kort daarna instappen komt een koele droge lucht van de airco ons tegemoet. We rijden terug, slaan de modder van onze schoenen en gaan op zoek naar droge kleding. Daar blijkt een tekort aan te zijn. Met name bij papa en mij. Wij zijn inmiddels volledig zijn overgeleverd aan de voorbereiding van de vrouw in ons leven, en hebben ons bij het inpakken alleen bezig gehouden met de barbecue, wat er op moet, en wat er bij moet om het eten weg te spoelen…

Terwijl de schemering in zet zitten we op het terras en zinken we weg in gesprekken over de reis, Suriname en de toekomst. In een van de hutjes op het terrein staat een hardhouten sjoelbak waar we een potje op spelen en als laat op de avond de djogo’s allemaal leeg zijn kruipen we in de krakkemikkige bedden die er ook al een jaar of twintig staan. Gek genoeg hebben we nauwelijks last van muggen, of andere vliegbeesten. Op één mot na. Die komt halverwege de avond als een kanonskogel het terras op vliegen en ramt alles wat ie tegenkomt. Uiteindelijk belandt hij onder een glas en nadat hij een tijdje daar heeft gezeten omarmt hij zijn lot en gaat ook rustig de nacht in. Als we voor het slapengaan het glas weer optillen blijft hij zitten en de volgende ochtend zit hij er nog steeds…

Jorrit en Daf waren hier al in ’92, ’05 en ’08
En nu opnieuw met ons!

Bij het afrekenen is het een beetje vaag waarvoor we moeten betalen en hoeveel. Een deel moet in euro’s en een deel in SRD. Als mama “ja” antwoordt op de vraag of ze een bonnetje wil krijgt ze een ouderwets bonnenboekje met carbonpapier toegeschoven. Of ze zelf even wil schrijven, want de beheerder weet niet hoe dat moet.

De rit terug omlaag is nog spannender dan omhoog. We komen op  de steile stukken regelmatig in een greppel terecht en glijden dan mee naar beneden tot de auto weer grip krijgt. Één keer komen we bijna helemaal dwars op de weg te staan en is het even echt spannend, maar ook hier draait pa ons weer fier uit. Nog voordat het echt steil wordt, komen we een omgevallen boom tegen die dwars over de weg ligt. Die moet vannacht omgevallen zijn, want gisteren lag ie er nog niet. We hebben geen kettingzaag mee, dus het wordt worstelen met de takken om een doorgang te creëren. Uiteindelijk lukt het om een stuk touw van de hangmat om de takken te binden en met de auto te kraken tot er een smalle doorgang ontstaat waar de auto precies doorheen past. Als de weg weer vlakker wordt en we weer bij de onschuldige plassen rijden halen we ons hart op en weten we dat het goedgekomen is..

Op de terugweg rijden we nog via de Jodensavanne, waar destijds de eerste nederzetting van Portugese joden op het Zuid-Amerikaanse continent vestigde. Het in onze herinnering vervallen complex is tegenwoordig ontbost en redelijk aangeharkt en er moet een flinke toegangsprijs betaald worden om binnen te komen. De vorige keer dat ik hier kwam was ik op veldwerk om mijn grote groep 8 werkstuk over Het Jodendom meer inhoud te geven. In essentie zijn er niet veel meer dan een paar ruïnes van de synagoge en grafstenen over, maar in een snikhete kas op het terrein is veel over de geschiedenis te lezen. Jen leest geïnteresseerd alle bordjes omdat een passage van het boek Hoe duur is de suiker zich hier afspeelde. Mijn ouders, broertje en ik wandelen door naar de rivier en zitten in de koelte van de schaduw en lichte bries even over de rivier te turen tot we besluiten weer terug in de auto te stappen richting Domburg. Mama en Jen stappen uit in het huis en papa, Olivier en ik rijden naar de stad om de auto weer in te ruilen voor ons kleine hobbelpaard. Onderweg lezen we in het contract dat de auto schoon moet worden ingeleverd, of er een extra €40,00 moet worden betaald, dus we gaan op zoek naar een carwash langs de weg. Het is alleen zondagmiddag en Suriname ligt dan een beetje op zijn gat, op een ligbedje, of langs de waterkant van Domburg.

De opportunistische jongen die op een stoel voor zijn gesloten carwash hangt heeft wel door dat onze opties gelimiteerd zijn en vraag om een astronomisch hoog bedrag naar Surinaamse standaard. Maar het is nog altijd veel minder dan €40, dus we gaan akkoord. Terwijl onze auto door de hogedrukspuit onder handen wordt genomen, haalt Olivier wat te drinken verderop en zitten we uitgeteld op een bankje toe te kijken hoe de vrouw van de autowasser achter hem aan loopt en hem op z’n kop geeft als hij een plekje mist. Ze nemen de tijd en ruim een half uur later willen ze beginnen aan de derde inzeepbeurt als we ze tegenhouden, betalen en zeggen dat het wel goed is zo…

Jodensavanne
en haar restanten

Anton de kom en een feestje

De dagen die volgen vullen zich met bezoeken aan Paramaribo voor eindeloze en hopeloze zoektochten naar moeilijk te vinden spullen en plekken. We rijden naar Lelydorp voor een broodje pom (ca. Amsterdam – den Bosch), maar eindigen bij de Roopram roti voor een gevulde barra en een rotirol. We gaan op zoek naar het huis waar mama en papa tijdens hun studie zaten, het huis waar we woonden toen we bijna naar Suriname emigreerden en vinden een broodje pom ergens in een woonwijk. We eten saotosoep en kaaimansaté van blauwgrond en bezoeken elke boekenwinkel van Suriname op zoek naar een landkaart van Suriname: Oliviers grote droom en behoefte, want, zo beweert hij, zolang hij geen kaart heeft weet hij niet waar hij is.

Uiteindelijk vinden we bij de Vaco een stapel Surinaamse (kinder)boeken en zien we de kaarten op de toonbank liggen. Het lijkt te lukken, maar de mevrouw achter de balie weet ons te vertellen dat deze kaarten nog niet administratief verwerkt zijn en pas volgende week maandag in de verkoop mogen. We proberen nog een beetje te duwen en te trekken, zijn bereid om extra te betalen, maar krijgen terug dat “Ik het te alle tijde niet kan maken om u extra te belasten voor de aanschaf van een artikel”. Ze geeft geen krimp, de kaart mag de winkel nog niet verlaten..

De zoektocht naar een katoenen dekentje zoals ze die vroeger ook hadden is vergelijkbaar. Rond de Centrale Markt gaan we alle hangmatten- en stoffenwinkels af op zoek naar een dekentje zoals mama ze ooit heeft gekocht. We worden raar aangekeken en krijgen een hoop polyester en hangmatten aangeboden. Uiteindelijk duikt mama de Centrale Markt in terwijl papa en ik de auto ergens wegzetten en op goed geluk zonder telefoons de rest terugvinden. Mama staat bij een kraampje en heeft beet: Na heel wat uitleggen begrijpt een mevrouw met een dekentjeskraampje waar ze het over heeft en komt er van heel diep onder allerlei spullen een vergeelde plastic zak tevoorschijn met daarin, jawel katoenen dekentjes zoals vroeger. Ze moet hard lachen dat wij bakra’s weten wat dit is en nog harder als mama’s kinderen ook allemaal een dekentje willen kopen.

Woensdag is de dag waar het bezoek aan Suriname, naast ons opzoeken, allemaal om draait. Één van de intelligentietesten in de orthopedagogiek krijgt een digitale variant die te zijner tijd de analoge versie zal vervangen die mama hier in 2005 naartoe bracht. In een brainstormmiddag zitten alle professoren die iets met intelligentietesten doen in Suriname in een kleine werkcollegezaal van de Anton de Kom Universiteit samen om de presentatie en demo van mama te bekijken. Jen, Olivier en ik zijn mee als technische dienst en ondersteunen bij het gebruik van de tablets, verbinding maken etcetera. Het is een best bijzondere ervaring om veel redenen. Om de universiteit van Paramaribo te zien, waar de testresultaten en roosters gewoon nog geprint aan een prikbord op de gang hangen. Maar ook om je moeder te zien terwijl ze haar vak deelt met andere vakgenoten. Het opent een lijntje met Suriname dat weer aangehaald zal worden en een volgende reis die kant op in de toekomst logisch zal maken.

De laatste dag draait om mijn verjaardag heen. Ons oude, beslagen verrekijkertje wordt vervangen door een echte Steiner met autofocus. Van Jen krijg ik de nieuwe hoes voor het grootzeil en om in de lijn der stoffen te blijven komen er t-shirts en petten met onze eigen merchandise tevoorschijn. Olivier beantwoordt mijn nostalgie met een echt Surinaams-elftal t-shirt. Het shirt dat ik als kind droeg is inmiddels te klein geworden..

Met mama achterop de scooter scheur ik nog even naar de steiger en varen we met de bijboot naar Luwte om wat spullen op te halen. Het is een tochtje dat bij mam en mij veel herinneringen naar boven haalt en waar we even extra lang van genieten terwijl we daar zo dobberen op de rivier. Heel even zijn we weer zestien jaar terug in de tijd en vaar ik mama als bijbootschipper weer naar het gele zeilschip waar we op leven. De rivier is vlak, maar de stroming sterk. Het water glijdt langs de romp en als we bij de boot zijn is er een speciale techniek om makkelijk uit te stappen, zonder de bijboot te verliezen. Vanuit de kuip genieten we van het aanzicht van Domburg en aan de overkant het bos met de brulapen. De tijd lijkt even stil te staan, totdat we terug bij de steiger zijn. We schieten weer in de tijd vooruit en het blijkt niet de gele Palustris, maar de gele Luwte te zijn die op de rivier ligt. In een tijd waarin er zoveel veranderd is, is er toch eigenlijk ook zoveel nog hetzelfde gebleven.

Jen maakt met mama roti, Olivier steelt wat kokosnoten uit de kokosplantage in de aangrenzende tuin. Die hakt hij vakkundig open en dan gaat er borgoe in om het kokoswater wat extra pit te geven. Hij maakt ook nog bloedworst als pikant voorafje. En we zetten grote tafels klaar in afwachting van mijn verjaardagsdiner met de bemanning van Belafonte en Kolibri. Aan het eind van de avond zingt Olivier zijn Catootje en ik mijn Het Dorp van Wim Sonneveld. Jen danst haar choreografie op Wannabe van de Spice Girls en dan kunnen we concluderen dat het een succesvolle verjaarsavond is geweest.

Verjaardagsdiner met roti…
…en bakabana-taart!

De volgende dag is loom, een beetje katerig en vooral een beetje beduusd. Naast alle verhalen hierboven hebben we tussen de activiteiten door nog Nieuw Amsterdam bezocht, een Roti-onderzoek gedaan, een bezoek gebracht aan Waterland waar een verlaten schip de Witte Raaf inderdaad het schip bleek te zijn van mensen die hier zeventien jaar geleden ook lagen, bij Rita’s gegeten, geborreld met de zeilers, de Paramaribo Zoo bezocht en op de Engelse schommel gezeten en eindeloos veel winkels bezocht onder de noemer van “ontdekken want wie weet kom je hier ooit terug en dan weet je alvast wat er te krijgen is”.

Roti onderzoek
Alle stoffenwinkels af
Eten bij Rita’s
Nieuw Amsterdam
De Zoo
Jen vond het veel te zielig in de Zoo

Moe, voldaan, een beetje emotioneel en opgelaten pakken we in en rijden we naar het vliegveld. Daar gaat alles dan meteen weer zo snel. En dat is maar goed ook misschien. Een laatste brasa een laatste zoen en dan lopen ze de terminal in terwijl wij buiten blijven staan. Gelukkig verdwijnen ze snel uit zicht en keren wij terug naar de auto, terug naar Luwte. Ik kan alleen nog maar uitbrengen dat ik nu eindelijk wel voel dat ik ze mis en dat ik geen zin meer heb om dat hele klote-eind weer terug te varen. In tien dagen beleefden we avonturen voor een paar maanden en het voelt eigenlijk als een veel zwaarder afscheid dan toen we IJmuiden uitvoeren. Nu gaat onze boeg weer richting het zeilen. Richting de rivieren van Suriname, de Carieb en dan met nog meer omwegen weer terug naar Marken.

Afscheid nemen…
“En nu moeten we nog dat hele klote-eind terugvaren”…
Maar wat was het bijzonder samen!

One response to “#30 Hoog bezoek, hoog tempo”

  1. Silia avatar
    Silia

    Heeel leuk om te lezen weer ❤️❤️

Leave a Reply

Je e-mail adres wordt niet gepubliceerd.

Op de hoogte blijven?

MEER VERHALEN